De moord in Giessen-Nieuwkerk, "Eene gerechtelijke dwaling" - slot
Riët Timmerman
Op 4 augustus 1923 werd stationschef Jacob de Jong vlak bij zijn huis op gruwelijke wijze vermoord. Het vorige artikel eindigde in 1926, toen de verdachten Klunder en Teunissen veroordeeld werden tot een straf van vijftien jaar in de gevangenis van Leeuwarden.
De verdachten bleven ontkennen, ook toen het vonnis definitief was. Hun advocaten waren overtuigd van hun onschuld en bleven zich met de zaak bezig houden. Dat gold ook voor Stuy, de werkgever van Teunissen. Hij gaf duizenden guldens uit aan privédetectives en advocaten om de veroordeelden vrij te krijgen. Hij schreef tevergeefs brieven aan de NRC, De Telegraaf en Het Handelsblad en richtte rekesten aan de minister van Justitie en aan de koningin. Ook reclasseringsvrijwilliger Kramer, die Klunder en Teunissen in Leeuwarden regelmatig opzocht, begon een eigen onderzoek. Alle onderzoekers kwamen tot de conclusie dat De Jong wel op een heel vreemde manier had gerechercheerd. Inmiddels waren er twee andere advocaten betrokken bij de zaak. De Arnhemse advocaat mr. H.H. Rooboldiende tevergeefs twee revisieverzoeken in en zette in 1927 een meineedprocedure op gang tegen het echtpaar Kroon. De Dordtse officier wilde hen niet vervolgen. Roobol, zijn confrère mr. D. Hollander en de Haagse advocaat mr. Van Meerten bleven verder speuren. Tijdens de behandeling van het eerste revisieverzoek kreeg rechercheur De Jong lucht van de naspeuringen van Roobol en de anderen. Hij liet de familie Kroon weten hem te waarschuwen als zij benaderd werden om informatie. De Jong hield op zijn beurt de procureur-generaal in Den Haag op de hoogte van ‘alle verdachte bewegingen’. Kroon weigerde met de advocaten te praten en zei slechts dat De Jong hem had gezegd dat hij overal van af was en nergens op hoefde te antwoorden. Het echtpaar Kroon was inmiddels verhuisd naar een woonboot in Rotterdam.
Foto rechts: Agent Meintjes met achter hem Aaltje de Jong-Koeten in 1929.
In april 1929 diende mr. Roobol een derde verzoek tot revisie in. Toen kwam de zaak in een stroomversnelling. Chr.H. (Kick) Geudeker, een jonge sportjournalist van het socialistische dagblad Het Volk, las op 4 april in de krant een bericht over het derde revisieverzoek en ging praten met mr. Roobol. Zij namen samen het omvangrijke dossier door. Geudeker stelde voor nog eens met Kroon te gaan praten. Roobol gaf hem weinig kans maar de journalist sprak op 5 april toch met mevrouw Kroon. Hij hield haar voor dat wat zij en haar man hadden verklaard niet waar kón zijn. Mevrouw Kroon antwoordde ‘Wij kunnen niet meer terug, wij kunnen niet anders’, en beloofde tenslotte het met haar man te bespreken.
Op 8 april kwam de doorbraak. In een emotioneel gesprek van het echtpaar Kroon met Geudeker en zijn collega Johan Winkler bekenden zij dat zij op de zittingen gelogen hadden. De hamer was niet hun eigendom en Klunder en Teunissen waren maar vijftien minuten weg geweest. Huilend overhandigde mevrouw Kroon de mannen een schrift waarin zij het werkelijke verhaal had opgeschreven. Het echtpaar was door De Jong onder druk gezet en hij had hen precies voorgezegd wat ze tegen de rechter moesten zeggen. Als klap op de vuurpijl bleek zij twee briefjes bewaard te hebben van De Jong waarin deze mevrouw Kroon en haar man precies voorschreef hoe hun verklaring over de hamer moest worden afgelegd.
Nog dezelfde avond ging Geudeker met mr. Roobol terug naar het echtpaar, dat vervolgens een volledige bekentenis aflegde.
Op 9 april 1929 kwam Het Volk met een groot opgemaakt artikel met deze sensationele ontwikkelingen in de zaak Giessen-Nieuwkerk. De volgende dag volgde een onderhoud van mr. Roobol met de procureur-generaal, die vervolgens de Dordtse officier- nog steeds mr. Kronenberg- opdracht gaf een nader onderzoek in te stellen. In Dordrecht ging de rechter-commissaris, mr. Van Aken, over tot het horen van getuigen. Eerst het echtpaar Kroon van half drie ’s middags tot half een ’s nachts, later een reeks anderen. Mr. Van Aken maakte overigens eerder deel uit van de meervoudige strafkamer die het vonnis tegen Klunder en Teunissen wees.
Het Volk publiceerde de dagen erna grote artikelen, veelal op de voorpagina.
Geudeker interviewde de getuigen meteen na het verlaten van het kabinet van de rechter-commissaris en deed daarnaast nog onderzoek in de omgeving van het echtpaar Kroon. Het bleek dat familie en vrienden al in 1925 van hen hoorden dat beide heren onschuldig waren.
De zaak trok nu ook landelijk grote aandacht. Alle dagbladen namen stukken over uit Het Volk en interviewden zelf getuigen. De Dordrechtsche Courant schaarde zich tenslotte onvoorwaardelijk achter Het Volk en de NRC was welwillend. Het Algemeen Handelsblad reageerde voorzichtiger, maar De Telegraaf sprak er schande van dat de goede naam van politie en justitie door het slijk werd gehaald. Men sprak van partijpropaganda en op Het Volk werd, ook door de S.D.A.P., grote druk uitgeoefend de perscampagne te staken. De krant weigerde. Op 25 april 1929 sloot mr. Van Aken zijn onderzoek af. Op grond van de nieuwe ontwikkelingen diende mr. Roobol op 3 juni opnieuw een revisieverzoek in. Al op 10 juni verwees De Hoge Raad de zaak voor een nieuwe behandeling naar het Gerechtshof in Amsterdam. Het verzoek om Klunder en Teunissen in vrijheid te stellen werd afgewezen.
Onder enorme publieke belangstelling begon op 12 september 1929 de behandeling voor het Amsterdamse Gerechtshof, voorgezeten door mr. J.M. Jolles.
Advocaat-generaal was mr. P.M.F. Bauduin.
Mr. Roobol trad op als raadsman van Teunissen, mr. Den Hollander van Klunder. Er waren meer dan zestig getuigen opgeroepen, waaronder mr. Kronenburg en mr. Bentfort van Valkenburg. Begonnen werd met de ondervraging van Klunder en Teunissen, die opnieuw met klem bezwoeren onschuldig te zijn. Hierna volgde mr. Van Aken, die verslag deed van zijn nader onderzoek en daarbij voor opwinding in de zaal zorgde. Geudeker getuigde van zijn gesprekken met het echtpaar Kroon en verzekerde dat het hem niet om publiciteit voor Het Volk ging, maar om gerechtigheid.
Kronenburg zei dat hij De Jong ‘op het hart had gedrukt op te treden zoals het behoort.’ Zelf bleek hij nauwelijks toezicht te hebben gehouden op het werk van De Jong. ‘Dat was de taak van de rechter-commissaris’. Hij vond het echtpaar Kroon geloofwaardig in hun verklaringen, zowel toen ze ten gunste als toen ze ten laste van Klunder en Teunissen verklaarden.
Mr. Jolles toonde zich geschokt toen Kronenburg bevestigde dat er naast de officiële, ook aan de advocaten bekende strafdossiers, nog andere, slechts aan officier van justitie, rechter-commissaris en rechtbank bekende rapporten van De Jong waren. ‘Dat komt in Amsterdam niet voor!’ riep hij, bijgevallen door de advocaat-generaal. Toen ook Bentfort verklaarde dat hij in de praktijk het gerechtelijke vooronderzoek had overgelaten aan De Jong sneerde de president: ‘Met uw goedvinden heeft De Jong herhaaldelijk Uw patiënten behandeld’. De president wilde weten of hij de geschiedenis van de geheime rapporten niet vreemd vond. Onder gelach van de tribune antwoordde Bentfort: ‘Vreemd, vreemd; zo vreemd waren die rapporten nu ook weer niet.’
Foto rechts: J. Teunissen voor de rechtbank te Amsterdam, 1929.
De volgende dag werden het echtpaar Kroon en rechercheur De Jong gehoord. Mevrouw Kroon vertelde haar verhaal en haar man bevestigde het. De Jong had haar tijdens haar tweede hechtenisperiode onder zware druk gezet. Als ze niet zou zeggen dat de hamer van haar man was zou hij hen brandmerken als de hoofddaders. De Jong dreigde ook met onthullingen over de bemiddeling van mevrouw Kroon bij een abortus. Tenslotte gaf zij na vele dagen in het Huis van Bewaring in Dordrecht toe en bekende dat haar man de hamer zelf gemaakt had. De Jong liet haar een briefje aan haar man schrijven en gaf als tekst daarvoor op: ‘Red je eigen, je lieve vrouw’. Ook Kroon bekende nu.
Het was niet genoeg. Mevrouw Kroon werd opnieuw onder druk gezet en moest haar verklaring dat Klunder en Teunissen maar tien minuten weg waren geweest wijzigen.
Ook dat deed ze, na veel gescheld en getier van De Jong. Ook nu weer volgde Kroon het voorbeeld van zijn vrouw. Hun verklaring werd, in aanwezigheid van de rechercheur, vastgelegd door mr. Bentfort. Dat was zo ongeveer zijn enige bemoeienis met het onderzoek.
Later, nog steeds in het Huis van Bewaring, kreeg mevrouw Kroon wroeging en wenste zij haar verklaring in te trekken. Ze werd bij Kronenburg gebracht en bleef bij haar voornemen. ‘Je bent zenuwachtig’ zei deze, ‘ga eerst maar eens slapen’. Maar voor dat ze opnieuw naar de rechter-commissaris zou gaan zette De Jong haar met dezelfde argumenten onder druk, daarbij geassisteerd door de directeur van het Huis van Bewaring. Bij Bentfort gekomen bleef zij dan ook bij haar beschuldigingen. De Jong ging nog verder. Hij liet het echtpaar hun verklaring uit hun hoofd leren voor de zittingen in Dordrecht en Den Haag en schreef een deel hiervan zelfs op een briefje, dat nu in het dossier zat. Vlak voor de Dordtse zitting raadde De Jong mevrouw Kroon maar Hoffmanns druppels te nemen omdat ze zo zenuwachtig was.
De Jong ontkende alle beschuldigingen en zei slechts dat hij in opdracht had gehandeld en steeds de officier en de rechter-commissaris op de hoogte had gehouden. Van zijn onderzoeksmethoden had hij verslag gedaan in zijn rapporten. Het hem getoonde briefje was van zijn hand. Het klopte dat hij haar voor de zitting geld had gegeven en dat hij ook tegenover de andere getuigen à charge royaal met geld was. ‘Mag een rechercheur soms niet liefdadig zijn?’ Het klopte dat hij Klunder door een informant dronken had laten voeren om te zien of hij zijn mond voorbij zou praten. Ook was het juist dat hij een advertentie had laten zetten waarin om timmerlieden voor Cuba werd gevraagd. Klunder reageerde daar op, hetgeen als aanwijzing voor vluchtgevaar- en dus reden voor voorlopige hechtenis- werd aangemerkt. De president sprak van trucs, maar De Jong was het daar niet mee eens: ‘Tegenover slechte mensen moet men een zekere handigheid aan den dag leggen.’
Rechts: Tekening van Het Leven-medewerker Wam Heskes. 1. Klunder, 2. Teunissen, 3. mr. Boekhoudt, 4. mr. Jolles, 5. mr. Bentfort van Valkenburg, 6. adj. direct. gevangenis, 7. mr. den Hollander, 8: mr. Kronenberg, 12 september 1929.
De Jong werd scherp ondervraagd door Hof, advocaat-generaal en advocaten. De advocaten vroegen die vrijdagavond onmiddellijke invrijheidstelling van hun cliënten en de advocaat-generaal verklaarde, onder luid applaus, daar geen bezwaar tegen te hebben. Na beraad wees het Hof dat af, het wilde pas een beslissing nemen als alle getuigen gehoord waren.
De volgende ochtend was de menigte wachtenden voor het Paleis van Justitie zo groot dat een aantal belangstellenden bijna in de gracht terecht kwam. De Jong werd verder verhoord en ook enkele andere getuigen à charge werden stevig door de mangel gehaald.
Mijnster maakte een slechte indruk en Meintjes- toch een ervaren politieman- bleek zijn zeer belastende verklaring pas twee jaar na dato te hebben vastgelegd.
Klein zei over zijn eerdere verklaring dat hij twee man op de dijk had gezien, dat hij eerst niet wist of een van hen een bril droeg, maar ‘toen De Jong mij een aantal keren had gevraagd of een van de twee toch geen bril droeg (zoals Klunder), wist ik het wel.’ Inspecteur Snijders, destijds bij het Hof zo bekritiseerd, verklaarde dat hij nooit in de schuld van het tweetal had geloofd en dat hij daarom door justitie zo werd tegengewerkt dat hij maar ontslag had genomen. Tijdens de zitting werden er voortdurend bloemen bezorgd voor Klunder en Teunissen. De advocaten deelden mee dat zij afzagen van het horen van getuigen à decharge. Er restte nog een aantal getuigen à charge.
Plotseling kwam mr. Jolles met de mededeling dat het Hof nu al aanleiding zag om de verdachten onmiddellijk in vrijheid te stellen. Er volgde een donderend gejuich en een toeschouwer werd onwel. Na sluiting van de zitting wachtte buiten een grote menigte.
‘Als een laaiende vlam schoot een onstuimig gejuich uit de massa op.’ Zo iets was nog nooit vertoond en de menigte was niet meer te houden. De dagbladen deden uitgebreid verslag van de zaak en Klunder en Teunissen werden voor de VARA-radio geïnterviewd. De laatste procesdag werd gekenmerkt door grote eenstemmigheid van advocaten en advocaat-generaal: Klunder en Theunissen waren ten onrechte veroordeeld.
Op 1 oktober 1929 sprak het Amsterdamse Hof het arrest uit. Het vonnis van de rechtbank Dordrecht werd vernietigd en Klunder en Teunissen werden vrijgesproken. Niet, zoals het Hof benadrukte, omdat er geen bewijs was, maar omdat ze het niet gedaan kónden hebben. Het arrest lokte veel discussie uit in de dagbladen, in de vakbladen en in de Tweede Kamer.
Foto rechts: De menigte onder het balkon van Hotel Americain te Amsterdam waar zij
werd toegesproken door de vrijgelaten Klunder en Teunissen.
Niet alleen De Jong, ook Kronenburg en Bentfort van Valkenburg ondervonden veel kritiek. Sommigen eisten een speciale opleiding voor rechters, anderen wensten dat de rechter-commissaris voor tenminste vier jaar door de Kroon werd benoemd. Weer anderen zagen een oorzaak in ‘de beneepen salariëring van de rechterlijke macht die capabele juristen af zou schrikken.’ Ieder was het er over eens dat het nooit meer mocht voorkomen dat een rechter-commissaris, van wie onafhankelijkheid verwacht mocht worden in het strafrechtelijk vooronderzoek, zijn taak zo verwaarloosde als in de zaak Giessen-Nieuwkerk was gebeurd. De discussie over de herinvoering van de doodstraf werd aan de hand van deze zaak weer opgerakeld. ‘Maar wat zou er gebeurd zijn, indien de doodstraf hier te lande nog bestaan had?’ Klunder en Teunissen kregen alleen hun gederfde loon vergoed, bedragen van enkele duizenden guldens. Smartengeld kende men nog niet.
Toen Klunder jaren later door de kantonrechter werd veroordeeld riep hij dan ook kwaad dat ze dat maar moesten verrekenen met de vijf jaar in Leeuwarden! Wel werd onder de lezers van Het Leven een inzameling gehouden. Verder ontvingen Klunder en Teunissen ‘van Ingenieursbureau M.E.T.H.A. te ’s Gravenhage een kostbaar radiotoestel.’ Of de zaak gevolgen heeft gehad voor mr. Kronenburg en mr. Bentfort is niet bekend. Geudeker verhaalde dat hij De Jong later in Hoek van Holland had aangetroffen als passencontroleur.
J. Teunissen wordt na zijn vrijlating in Apeldoorn onthaald. 1929.
De weduwe van Jacob de Jong liet een huis bouwen in haar geboorteplaats Winkel.
Zij moest nog diverse keren afreizen naar het districtskantoor van de spoorwegen in Gorinchem om haar rechtmatige uitkeringen te regelen. Aaltje overleed op 7 juli 1966 en werd begraven in Winkel.
De moordzaak is nooit opgelost. In de Alblasserwaard gingen wel geruchten dat iemand de moord op zijn sterfbed had bekend, maar deze beweringen zijn nooit onderzocht.
De zaak is nog niet vergeten. Op 12 februari 1976 zond de VARA de Reconstructie van de moordzaak Giessen-Nieuwkerk uit. Oud-hoofdcommissaris Jan Blaauw, die in 1996 zes dubieuze moordzaken beschreef, zag in de Giessen-Nieuwkerkse zaak zijn primaire inspiratiebron. Ook in deze eeuw verschijnen er krantenartikelen en doctoraalscripties waarin naar deze zaak wordt verwezen. Bij de heropening van de Puttense moordzaak in 2001 merkte voormalig advocaat-generaal bij de Hoge Raad J. Leijten op dat hij slechts één precedent kende: de moord op een spoorwegambtenaar in Giessen-Nieuwkerk in 1923.
Bronnen:
www.familysearch.org., www.myheritage.nl.
Blaauw, J.A. (1996) Verdacht van moord, reconstructie van zes dubieuze Nederlandse moordonderzoeken. De Fontein.
Steenbeek, Mr. M.M., De zaak Giessen-Nieuwkerk, ‘eene gerechtelijke dwaling’. Dordt Recht.
Nieuwe Gorinchemsche Courant, 8 augustus 1923, Nieuwsblad (voor Gorinchem e.o.), 10 augustus 1923.
Geudeker, C.H. ‘Giessen-Nieuwkerk’ de tragedie van Teunissen en Klunder. N.V. Uit. Mij. Minerva Amsterdam.
Mooij, M. (2010) Jacob de Jong en Aaltje Koeten uit Winkel. Informatieblad St. Historisch Niedorp.
Spaansen, A.P.C. (2007) Nu ziet men, hoe het er toe gaat, als men het pad der deugd verlaat. RUG.
Schriftelijke informatie Monique Baptist, achterkleindochter van het echtpaar Kroon.