Boerderijbranden aan de Bovenkerkseweg
Riët Timmerman
Boerderijen werden in vroeger jaren relatief vaak getroffen door brand. De met riet gedekte panden waren kwetsbaar bij blikseminslag, schoorsteenbrand of hooibroei. Een andere oorzaak waren de stroomdraden in de stal. Zij waren omwikkeld met stof en dit kon door het vocht van dampende koeienlijven kortsluiting geven. In een tijdsbestek van ruim dertig jaar brandden er binnen een straal van 150 meter drie grote boerderijen af. Zij waren allen in het bezit van een telg van de familie Schakel. In 1934 ging de boerderij van Pieter Schakel, nu Bovenkerkseweg 9, in vlammen op. In 1943 ontstond er brand in het bedrijf van Adriaan Schakel op nummer 44 b. Hier waren met vuur spelende kinderen de oorzaak. In 1966 woedde er een grote brand op nummer 44, in het bezit van Jan Arie Schakel en Marie Schakel-Schakel, de dochter van bovengenoemde Pieter. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de eerste en de laatste brand. Over Jan Arie en Marie wordt wat meer verteld, o.a. over hoe het hen na de brand verging en hoe hun families verweven waren met het dorp.
Bovenkerkseweg
44 net na de brand in 1966, met op het pad de bus van aannemer P.
Donk.
Jan
Arie
Jan
Arie Schakel werd op 19 april 1915 geboren in Brandwijk. Hij trouwde
in 1941 met zijn achternicht Hilligje Maria (Marie) Schakel uit
Bovenkerk. Hun opa’s van vaderskant waren broers, respectievelijk
Wout en Arie Schakel, die waren getrouwd met twee halfzussen Verhoeff
uit Molenaarsgraaf, beiden Cornelia geheten. Wout woonde in
Molenaarsgraaf en later in Gijbeland, Arie in Bovenkerk, nu nr. 70.
Een broer en een zus van Wout en Arie trouwden ook met een zus en
broer uit dit gezin Verhoeff. Broer Adriaan woonde met zijn vrouw
Janna Verhoeff naast Arie in Bovenkerk, nu nr. 68.
Het was in vroeger tijd niet ongebruikelijk dat men binnen families trouwde. De sociale en economische positie die families in de gemeenschap hadden opgebouwd, speelde daarin een grote, vaak doorslaggevende, rol.
Marie
De
opa van Marie Schakel van moederskant was Wouter Slob. Hij was
geboren in Doet en trouwde met Hilligje Boer uit Neerpolder. Toen zij
in 1860 trouwden gingen zij wonen op een boerderij van haar ouders,
nu Neerpolderseweg 16. Wouter was een invloedrijk man in het dorp. In
de ‘schuur van Slob’ werden in 1887 de eerste kerkdiensten
gehouden van de dolerenden, die zich niet meer thuis voelden in de
hervormde kerk. De latere gereformeerde kerk werd gebouwd op de grond
van Aart van Houweling, een zoon van Maria Schakel, een zus van de
hiervoor genoemde broers Schakel. Na het overlijden van de moeder van
Hilligje Boer in 1891 werd de boerderij geërfd door Folkert Boer en
verhuisden Hilligje en Wouter naar de Neerpolderseweg 28. Wouter was
in 1906 een van de oprichters van de zuivelfabriek Samenwerking en
stelde de, naast zijn boerderij gelegen, grond beschikbaar voor de
bouw ervan. Wouter en Hilligje Slob kregen zestien kinderen, waarvan
er acht al voor hun tweede levensjaar overleden. Hun dochter Sijgje
trouwde in 1910 met Pieter Schakel, de zoon van de hierboven genoemde
Arie uit Bovenkerk, die vanwege zijn blozende gezicht en korte
gestalte wel glimmende Pietje werd genoemd. Dit om hem te
onderscheiden van de andere Pieters Schakel.
Bovenkerkseweg
9
Pieter
en Sijgje kochten in 1910 van Herbert Huisman een buitendijkse
boerderij, nu Bovenkerkseweg 9, tegenover de huidige Kooiweg. Het was
een 17e/18e
-eeuwse boerderij, de enige in deze polder die buitendijks stond. Het
voorhuis lag aan de Giessen, het achterhuis aan de weg. Opmerkelijk
was de verhoogde stal. Het vee stond op een anderhalve meter hoge
‘vluchtheuvel’, een aanpassing die noodzakelijk was als de
Alblasserwaard zou overstromen. In deze boerderij werden hun kinderen
geboren: Arie in 1911- hij overleed jong -, Arie in 1912 en Hilligje
Maria (Marie) in 1914.
Rond 1914 ontstond er onenigheid binnen het bestuur van de zuivelfabriek Samenwerking en werden de al bestaande tegenstellingen tussen gereformeerd en hervormd-liberaal groter. De broer van Sijgje, Wouter Slob jr., was gereformeerd, maar richtte met de hervormd-liberalen in 1917 een nieuwe zuivelfabriek in Peursum op. Veel leden van de familie Slob volgden hem. Sijgje en Pieter bleven echter, evenals de andere Schakels, hun melk leveren aan de Samenwerking.
De vader en de broer van Sijgje waren immers medeoprichters geweest van de fabriek en de neef van Pieter, Pieter Schakel Adr.zn, zat in het bestuur. Om discussies in de temperamentvolle familie Slob te voorkomen, stond de mildere Sijgje erop dat er tijdens visites niet over deze kwesties werd gesproken. Sijgje overleed in 1923 aan tbc. Tijdens haar ziekte en enige tijd na haar overlijden nam een jonge vrouw, Pleuntje de Bruyn, het huishouden en de zorg voor de jonge kinderen op zich. Zij deed dit met veel toewijding, maar na enige tijd besloot Piet met zijn kinderen te gaan inwonen bij zijn ongetrouwde broer Kees en zus Neel op de ouderlijke boerderij. Pleuntje de Bruyn verhuisde naar Gorinchem, waar zij in de verpleging ging werken. Later trouwde zij en vertrok naar Amsterdam. De boerderij werd verpacht aan Aart de Bruin uit Ottoland.
Brand
Op
woensdagmorgen 28 november 1934 brandde de boerderij geheel af. Het
vuur was vermoedelijk ontstaan in de schouw en werd ontdekt door de
dienstbode. Omdat de voordeur dicht was, vluchtte de vrouw van Aart
de Bruin met haar zuigeling en oudere kind door het raam naar buiten.
Toegesnelde omwonenden wisten het vee los te snijden en naar buiten
te drijven. Van de zestien koeien konden er veertien worden gered.
Ook de varkens werden naar buiten gejaagd. Jan Kuiper had net het
paard bevrijd, toen het rieten dak instortte. De hitte van het
brandende hooi was vooral in het begin heel fel. Een klein gedeelte
van het gereedschap van de kaasmakerij kon worden gered, evenals een
kabinet van Pieter Schakel, dat na zijn verhuizing was
achtergebleven. Het hooi, de wagen en een groot deel van de huisraad
ging verloren. De brandweer van Giessen-Nieuwkerk was snel ter
plaatse, maar heeft niets hoeven te doen. Het pand was niet meer te
redden en er was geen gevaar voor belendende panden. De motorspuit
van Giessendam kon het werk alleen af. Voor pachter Aart de Bruin was
de brand een financiële ramp, maar het pand zelf was goed verzekerd.
De ligging buitendijks gaf, o.a. door het toegenomen autoverkeer, te
veel problemen. Daarom werd de boerderij herbouwd aan de overkant van
de weg, nu Bovenkerkseweg 44. Vijftig meter ten oosten van de oude
boerderij is, vlakbij de Giessen, nog een verhoging in het land te
zien. Bij latere opgravingen werden daar bewoningsresten uit de 13e
-14e
eeuw gevonden.
Bovenkerkseweg
44
De
nieuwe boerderij werd getekend en gebouwd door de nog jonge aannemer
P. Donk. Het puin van de afgebroken boerderij en de grond van de
vluchtheuvel werden gebruikt als ophogingsmateriaal. Door de deflatie
van de jaren dertig was het geld meer waard geworden en konden er
goede materialen worden gebruikt, zoals geglazuurde dakpannen.
De
boerderij na de watersnoodramp van 1953.
De pachter, Aart de Bruin, boerde verder op deze stee. Toen de pacht in 1941 afliep, vroeg Kees Schakel aan zijn nicht Marie en haar verloofde of zij trouwplannen hadden en interesse hadden om op de boerderij te komen wonen. Dat was zo en op 30 april 1941 trouwde Marie met Jan Arie Schakel. Omdat er al zo veel Jannen Schakel waren, werd hij in het dorp al snel Jan Arie Gijbeland genoemd, naar het buurtschap in zijn geboorteplaats. De vader van Marie, Pieter, verhuisde mee en had boven een kamer. Zijn zus Neel kwam ook inwonen en had aan de westzijde van het huis een kamer en suite. Jan Arie en Marie woonden in de woonkeuken.
De oudere broer van Marie, Arie, trouwde in 1942 met Metje Rietveld. Hij bleef wonen bij zijn oom Kees op de voorouderlijke boerderij.
Jan Arie en Marie kregen zes kinderen: Sijke, Piet, Kees, Jan Arie, Wout en Mieke. Rond 1955 werd de boerderij bewoond door tien mensen: twee ouders, zes kinderen en twee oudere familieleden. Van ’s morgens vroeg tot na het avondeten was er een dienstbode/kindermeisje in huis, Marrie Schakel, overigens geen familie. Pieter Schakel overleed in 1957. De boerderij stond toen al op naam van Marie en Jan Arie. Na het overlijden van Neel in 1960 werd haar kamer als nette kamer in gebruik genomen.
Nogmaals
brand
In
de nacht van 28 op 29 juni 1966 woedde er ook in deze boerderij een
grote brand. Zoon Kees was juist geslaagd voor zijn eindexamen
gymnasium en zat om kwart over een nog een boek te lezen. Op een
gegeven moment viel het licht uit en zag hij een roze schijnsel. De
brand was in de schuur ontstaan, in een contact van de hooiblazer of
door kortsluiting, veroorzaakt door vocht en oude bedrading. Kees
haastte zich om
zijn ouders en broers en zussen te waarschuwen.
De brandweer werd gebeld, iets dat nog niet meeviel in de pikdonkere gang. De korpsen van Giessen-Oudekerk en Giessenburg rukten uit. Dat van Giessenburg kon de boerderij bijna niet bereiken door de vonkenregen, die over de weg raasde. De boerderij was gedekt met een pannendak, met daaronder riet. Er stond een straffe, noordelijke wind en binnen een kwartier stond alles in lichterlaaie. Na enige tijd viel de brandmuur om en bereikte de brand ook het woonhuis. Adriaan Rouwert Boer was aan de overkant van de Giessen op zijn rieten dak geklommen om dit nat te houden. In de nieuwbouw lagen de verkoolde resten in de raamkozijnen. Gelukkig was het zomer en liepen de koeien in de wei. Er stonden wel twee kalveren in de schuur. Een kon worden gered, het andere niet.
De
uitgebrande hal met de telefoon.
De volgende morgen werd de schade goed zichtbaar. Het eerste hooi was al binnen en was verbrand. De landbouwwerktuigen bevonden zich buiten de grote schuur en bleven behouden. De muren van het voorhuis stonden nog, maar zowel het woonhuis als de schuur waren volledig uitgebrand. Wout Schakel herinnert zich dat hij in zijn slaapkamer op de begane grond stond en in plaats van het plafond de strakblauwe lucht en de verkoolde balken zag.
Er kwam snel hulp op gang. Van alle kanten werd huisraad gebracht, soms uit totaal onverwachte hoek. De uitzet van dochter Sijke was vernield, maar de ouders van de school in Bleskensgraaf waar zij les gaf hielden een inzameling voor haar. Men hielp ook om zo veel mogelijk spullen uit het huis te halen en schoon te maken. Veel oude kasten met documenten, diploma’s, oude foto’s en archiefstukken van zangkoor De Lofstem waren verbrand, evenals de administratie van het bedrijf. Gelukkig lagen de stukken van het meest recente boekjaar nog bij de boekhouder. De familie kon tijdelijk wonen in de pastorie van de gereformeerde kerk in Peursum, die leeg stond na het vertrek van dominee H. Kremer.
De tijdens zijn ontgroening kaalgeschoren Kees Schakel op de tractor bij
de pastorie. Zijn vader Jan Arie staat erachter.
Aannemer P. Donk kwam al na een paar dagen langs en bood aan de boerderij, die hij dertig jaar daarvoor gebouwd had, weer te herstellen. De muren waren deels blijven staan, maar helaas was het pand, zoals zoveel andere in die tijd, onderverzekerd. In de jaren vijftig trok de economie aan, waardoor de inflatie omhoog schoot. Niet iedereen had er aan gedacht de verzekeringen te indexeren. Om te bezuinigen werd daarom het dak van de schuur niet gedekt met pannen, maar met golfplaten.
Er werd hard gewerkt en net voor de kerst konden de koeien weer op stal worden gezet.
Hoe
verder
In de tijd dat de boerderij werd herbouwd, was in de Alblasserwaard
juist de ruilverkaveling in gang gezet. In de jaren ervoor waren er
voorlichtingsavonden gehouden en cursussen gegeven. Met name jonge
agrariërs waren enthousiast, maar veel oudere hadden hun
bedenkingen. Tijdens een vergadering, op 24 september 1965 in
Hoornaar, stemden de aanwezige boeren voor de invoering van de
ruilverkaveling in de Alblasserwaard. In korte tijd werden er veel
nieuwe boerderijen gebouwd en de oude werden veelal aan welgestelde
burgers verkocht.
De stallen in de nieuwe boerderijen waren modern, voorzien van automatische drinkbakken en van een mestafvoer via een lopende band. De koeien werden niet meer in de wei gemolken, maar met melkmachines in de doorloopstal. De boeren hoefden niet meer via de oude tiendwegen naar hun land. Zij konden gebruik maken van de 128 kilometer kaarsrechte wegen, die in de polder waren aangelegd. Er werden onderling percelen geruild, zodat de boeren hun land bij hun boerderij hadden liggen. De ruilverkaveling moest de boer in de race houden met de Europese concurrenten en voor kleine boerderijen was schaalvergroting noodzakelijk om een redelijk inkomen te hebben. Ook in Giessenburg ging een groot aantal boeren mee in de schaalvergroting.
Verlovingsfoto van Jan Arie en Marie rond 1940.
Jan Arie en Marie deden dit niet. Zij waren inmiddels de vijftig gepasseerd, hadden geen opvolger en de eerste kinderen waren al bezig het huis te verlaten. Zij overwogen zelfs hun boerderij en land te verkopen aan de Stichting Beheer Landbouwgronden, belast met het opkopen en herverdelen van land. Zij besloten hiervan af te zien en op hun eigen manier verder te boeren. Hun land lag nu dichter bij de boerderij en via de ruilverkavelingsweg konden zij er gemakkelijker komen. In 1993 verkochten zij de helft van het land, het melkrecht en bijna alle koeien. Zij werden hobbyboer op de resterende tien hectaren.
Marie overleed in 2001 op 87-jarige leeftijd, Jan Arie in 2003. Hij werd 88. Beiden hebben tot op het laatst in hun boerderij gewoond.
Bronnen:
- Mondelinge informatie Wout Schakel, archief familie Schakel
- www.alblasserwaard-genealogie.nl
- Dool, D. v.d. (1982) Boerderijbeschrijving in de polder Giessen-Oude Bovenkerk. Mededelingenblad. Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen.
- Rondom de Giessen, 30 november 1934, De Gorcumer, 28 november 1934, De 5 Rivieren, 23 februari 1935.
- Brochure Verlichte boerderijenroute, 2012.
- www.canonvannederland.nl.