Jeugdherinneringen van Pietertje Versteeg-Schreuders
Riët Timmerman
In 2012 stond er in De Kroniek een interview met Pietertje Versteeg-Schreuders. Zij groeide op in het café aan het Pinkeveer. Omdat zij nog meer herinneringen heeft en deze graag vertelt, volgt hier een aanvulling.
De familie Schreuders rond 1947
op het turnveld van het café.
Van links naar rechts: Antonia, Pieter sr., Kees, Piet jr., Pietertje en Jan Schreuders, de broer van Pieter.
Haar vader, Pieter Schreuders, trouwde in 1931 met Antonia Verhoeven uit Almkerk. Zij kregen vijf kinderen. Pietertje was de oudste en werd in 1932 geboren. Na hun huwelijk woonden Pieter en Antonia tegenover het café, nu Slingelandseweg 5. Na een kort intermezzo op de Muisbroekseweg, namen ze in 1940 het café aan het Pinkeveer over van Huib de Baat. Het pand huurde Pieter van Wout de Jong, waar hij daggelder was. Overdag runde To het café en inde de tolgelden. Wout de Jong was ook eigenaar van de veerdam en de brug. Pietertje bracht iedere zaterdagavond de tolgelden naar De Jong.
Zij heeft goede herinneringen aan De Jong. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen er veel mensen langs om voedsel te vragen. Pietertje en haar zus Adrie mochten bij hem flessen vullen met melk. Als de melkbus leeg was, werd er een andere neergezet. Op een gegeven moment kwam er ook familie van Antonia uit Almkerk inwonen. Hun huis lag in de frontlinie en was kapotgeschoten. Oom was wel eens lastig tegen de ingekwartierde Duitsers en de familie werd, mede daardoor, uit huis gezet. Zij hebben toen vijf dagen bij Job Kooijman in Slingeland gelogeerd. Toen er een razzia dreigde, doken Pieter en zijn broer Jan een week onder bij hun zus op de Oudendijkse molen. Zij was getrouwd met Arie van Wijk. De molen lag namelijk aan de overkant van de Giessen en de Duitsers waren nogal bang voor water. Zij zouden de oversteek niet zo snel wagen. ’s Nachts verstopten Pieter en Jan zich onder het scheprad. To moest het toen zien te redden met haar vijf kinderen en de Duitsers die in hun huis zaten. Gelukkig kwam IJzerman van de Vuilendam haar carbid brengen, zodat zij licht kon maken. De Duitsers gaven veel overlast en dronken veel. Op de verjaardag van Hitler dronken zij zelfs de petroleum, die onder de tapkast werd bewaard.
Een ingekwartierde Duitse arts heeft wel geholpen toen zoon Piet een brandwond had en nadat To eens was flauwgevallen. De arts zei tegen haar heftig geschrokken echtgenoot: ‘Eine Stunde’. Pieter schrok nog harder en zei: ‘Keinder, over een uur is moeder dood’, maar gelukkig bedoelde de arts met dat uur de tijd die To nodig had om weer op te knappen.
Tussen de turnzaal en de keuken was een klein hok. Daar stond een radio. Wout de Jong kwam daar luisteren naar de Engelse zender. Pietertje en Adrie moesten dan ieder bij een deur op de uitkijk staan. Een angstig klusje. In de turnzaal lag op een gegeven moment een hele stapel schoenen. Vanaf een luik in de zolder heeft Pieter toen, met een stok met een spijker eraan, een aantal schoenen voor zijn kinderen opgevist. Hij werd verraden door een Rotterdammer, die tijdens een voedseltocht bij hen op zolder sliep. Tot zijn dood heeft Pieter een hekel gehad aan Rotterdammers en aan Feyenoord.
Het café in 1954, met in de
tuin de toestellen van gymnastiekvereniging Vridos.
In het begin was er genoeg te eten, het werd geruild tegen de ruimschoots aanwezige drank. Op een gegeven moment werd het krap en gingen Adrie en Pietertje elke maandagavond eten bij buurvrouw Verhoef. Iedere avond hielpen zij vader om met zwart papier de ramen te verduisteren. Omdat opa Schreuders in het ziekenhuis lag en oom Arie in dienst was, gingen de meisjes slapen bij opoe, nu Slingelandseweg 8. Zij sliepen in een bedstee in het voorhuis en moesten buitenom naar hun grootmoeder, die in het boerderijtje erachter woonde. Oma had vier jonge Duitsers in huis. Een van hen was rond de achttien jaar oud en zat op een gegeven moment te huilen. Hij wilde deze oorlog ook niet. Oma vroeg de zusjes toen een paar spelletjes met de jongens te gaan doen. Toen opa weer terug was uit het ziekenhuis, gaven de meisjes hem iedere morgen een zoen op zijn hand. Tot zij op 5 december 1943, tot hun grote schrik, ontdekten dat opa niet meer bewoog en was overleden.
Iedere dag liepen zij op hun klompen naar de christelijke school in Bovenkerk. Als er luchtalarm was, moesten ze onder de banken kruipen. Pietertje herinnert zich vooral de angst uit die tijd.
Zij weet nog precies dat de eerste Duitse vliegtuigen laag over hun huis overvlogen. Aan het eind van de oorlog werden de Duitsers naar Hoornaar gebracht, vrolijk uitgezwaaid door de kinderen Schreuders. In de buurt werd toen gevraagd, wie de meeste Duitsers ondergebracht had. Omdat dit Schreuders was, stuurde Teunis de Jong de Canadese en Belgische bevrijders naar hem toe. Zij brachten chocolade en gezelligheid mee en sliepen in de turnzaal.
Pietertje en haar jongere broer Piet hebben vooral mooie herinneringen aan het Pinkeveer, met de gezelligheid en de ruimte. Aan de westkant van het café was een grote tuin, waar de turntoestellen stonden van gymnastiekvereniging Vridos. In de zomer speelden de tweelingbroertjes Piet en Kees in de box in de tuin. De hond lag er voor en zorgde dat er niemand in de buurt kwam. Piet heeft op zolder fietsen geleerd. Ook herinneren Pietertje en Piet zich veekoper Kees de Bruijn, bijgenaamd Kees kanon. Hij was vrijgezel en woonde iets verderop. Hij hield wel van een borrel en was op een gegeven moment zo dronken dat hij zij goed gevulde portefeuille in de kachel gooide. Vader heeft nog geprobeerd deze er uit te krijgen, maar de man werd zonder geld op zijn fiets gezet, waar hij zelf niet meer op kon komen. Hij had een fiets met doortraprem, waar hij wel vaker van af viel. Hij stopte voor de grap wel eens een aantal buurjongens in een ton. Degene die het hardst kon vloeken mocht er uit.
Tijdens de vakantie gingen de kinderen Schreuders vaak logeren bij hun tante op de Oudendijkse molen. Prachtig vonden zij het daar. Als de wieken draaiden, mochten de jongsten beslist niet naar buiten. Later werden er met verjaardagen op de molen barre feesten gehouden, waar de drank rijkelijk vloeide. Daarna met de schouw terug naar Slingeland. Dit ging niet altijd goed en de schouw is eens omgeslagen. Alles liep goed af. Wel weet Pietertje nog dat Gert Versteeg, haar latere echtgenoot, zich nog net aan een telefoonpaal kon vastgrijpen. ‘Anders had hij op z’n kop in het water gelegen’.
Gert woonde wat verderop in Slingeland. Toen Gert in 1945 naar Nederlands-Indië vertrok, stuurde Pietertje hem iedere week een brief. Hij zat bij de marechaussee. In 1948 kwam hij weer thuis, maar Pietertje moest toen niets van hem hebben. Hij praatte ineens heel deftig en was een stadse jongen geworden. Zij vond hem maar een ‘misselijke drol’. Dat was in mei, met de kerst hadden ze verkering.
Gert had in totaal 2058 brieven gehad, die hij op de terugweg overboord heeft gegooid. Hier heeft hij later veel spijt van gehad. In 1953 zijn Pietertje en Gert getrouwd. Zij gingen wonen aan de Slingelandseweg 50. Na enige jaren verhuisden zij naar een nieuwbouwhuis in Giessenburg. Pietertje heeft het daar heel goed, maar haar hart ligt nog altijd in Slingeland.