Oudejaarstradities: nieuwjaarsslepen en oliebollen eten
Janny Lock
In het huis-aan-huis blad Het Kontakt (editie Alblasserwaard) stond in de eerste editie van 2023 een opmerkelijk artikel, met als kop: 'In Giessenburg begint voorzichtig weer een 'sleeptraditie' te ontstaan'. Het verdere bericht luidde: 'Een lange reeks van jaren was het slepen van spullen naar een centrale plaats in het dorp – vaak de kerk of het gemeentehuis – in de nacht van oud op nieuw een traditie in veel plaatsen in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Een traditie die verdwenen is, maar in Giessenburg weer lijkt op te borrelen. Voor het tweede jaar op rij werden er spullen verzameld bij de hervormde kerk.'
In de nacht van oud op nieuw werd alles wat los en vast zat versleept, met als voornaamste verzamelpunt de kerk. Dat kon van alles zijn: een mestkar, tuinbanken, melkbussen en hekken. Behalve bij de kerk van Giessen-Nieuwkerk werd er ook in Giessen-Oudekerk van alles en nog wat naar het kerkplein gesleept. Het slepen in Giessen-Oudekerk is nauwelijks onderbroken en gebeurt nog steeds, zij het op bescheiden schaal. Het is bekend dat ook het kerkplein van de gereformeerde kerk in Peursum het toneel werd van her en der weggesleepte spullen. Soms werden er fietsen in de lantarenpalen gehesen. Hoe sommige zware stukken zonder wielen versjouwd werden, is een raadsel. Waarschijnlijk ging de jeugd dan met vereende krachten te werk. Voor zover bekend werden in onze dorpen geen gereedschappen en karren op de daken van schuren of boerderijen gezet.
De oprit van de gereformeerde kerk
in 1984
Het slepen was vooral in het noorden van Nederland en op de Waddeneilanden een traditie, maar het was in de loop der tijd ook overgewaaid naar de Alblasserwaard. Met minder tolerante lieden ontstonden er tijdens het slepen schermutselingen tussen de slachtoffers van het slepen en de jeugd. Soms werd de jeugd al te baldadig en ontstonden er ongeregeldheden, waar de plaatselijke politie aan te pas moest komen. De meeste spullen werden weggehaald bij mensen, die bij de jeugd ergernis hadden gewekt. Dat kon gaan van klagen over de jeugd of een door iemand in beslag genomen voetbal, die volgens de klager overlast veroorzaakte.
Vrijwel alle oude gebruiken hebben een oorsprong. Men denkt dat het nieuwjaarsslepen kan stammen uit de tijd van de Germanen. Het gebruik zou te herleiden zijn tot de Sage van de Wilde Jacht. Rond midwinter reed de Wilde Jager, waarschijnlijk de personificatie van de god Wodan, een leger van geesten achterna door de lucht. De oppergod Wodan werd hierbij geholpen door de mindere goden. De bedoeling was dat de oude geesten verjaagd en meegenomen werden naar de 'andere wereld'. Dat ging gepaard met veel lawaai.
Als de jacht een nederzetting, of in de moderne tijd een dorp, was langs geweest, was dat te zien aan het spoor van chaos dat na de Wilde Jacht was ontstaan. Ondanks de chaos na de Wilde Jacht was het voorteken voor het komende jaar duidelijk. In een van kwade geesten ontdaan dorp kon in de zomer een rijke oogst worden verwacht, daarbij geholpen door de Germaanse godin Perchta. Dat er uit de chaos een rijke oogst volgde, was omdat zij vlijt en behulpzaamheid beloonde.
Oliebollen bakken in de schuur van Henk Donk aan
de Kerkweg in 1964. Van links naar rechts: Gerard
Verspuy, Dick Zwijnenburg, Piet de Kreij, Jannigje
de Jong-Kars en Nel Rietveld-van Loon.
Bets Donk-Kars staat op de achtergrond.
Oliebollen eten op oudejaarsdag is nog steeds een traditie. Het is zo typisch Nederlands dat de Engelse taal er geen woord voor heeft en de oliebol daar de naam Dutch donut kreeg. Over de herkomst van het oliebollen eten bestaan meerdere theorieën. Daaronder is er een van een gruwelijke herkomst, die net als het slepen, verbonden is met de Germaanse godin Perchta, die ook meedeed aan de 'Wilde Jacht' rond midwinter. Zij had de gewoonte om tijdens het midwinterfeest gewone stervelingen met een zwaard open te rijten, terwijl zij met haar zwaard door de lucht zwaaide. Die stervelingen konden er wel voor zorgen dat het zwaard van Perchta van hun lichaam afgleed door zich vol te proppen met in olie gebakken deeg. Een andere theorie is dat oliebollen zijn ontstaan tijdens de Spaanse belegeringen in de Tachtigjarige Oorlog. De mensen hadden toen geen tijd om eten te koken en wierpen het deeg in dezelfde ketel waarin de olie kookt, die vanaf de stadsmuren over de aanstormende vijand werd heen gegoten. Ook dat is een theorie die waarschijnlijk niet klopt.
Het meest waarschijnlijk is dat de Joden, die vanwege de Inquisitie uit Portugal moesten vluchten en in Nederland terecht kwamen, de oliebol hier introduceerden. Oorspronkelijk was het een platte koek. Het oudste recept van een dergelijke koek staat in het allereerste Nederlandse kookboek De Verstandige Kock uit 1667. De ronde vorm zoals we die nu kennen, is waarschijnlijk ontstaan toen er voldoende olie voorhanden kwam om het deeg tijdens het bakken te laten drijven in een flinke hoeveelheid olie. Toch heeft de schilder Albert Cuyp, al vóór het verschijnen van het kookboek in 1667, een meisje geschilderd dat in een stenen pot ronde ballen bakte. Vermoedelijk is het schilderij Meid met oliebollen door hem geschilderd in 1652. De naam oliekoek, die nog lang heeft bestaan voor de benaming oliebol in zwang kwam, is te danken aan de oorspronkelijk platte koek met krenten. Van alle oud- en nieuwjaarsgebruiken zijn het slepen en het oliebollen eten de oudste.
Bronnen:
Het Kontakt (Alblasserwaard), januari 2023
Boerderij & Erf Alblasserwaard-Krimpenerwaard-Vijfheerenlanden: online nieuwsbrief 105 – januari 2023.
www.jefdejager.nl/oudennieuw.